Ik sla het splinternieuwe Moleskine-boekje open en begin te
schrijven op de tweede pagina. Gewoon, omdat het fijner schrijft. Onder het
geraas van vliegtuigen, naast een herdenkingsmonument en schuin tegenover een
tegel met daarop een lieveheersbeestje zit ik op een bankje. Het beeld is dat
van een man van wie de handen aan elkaar gebonden zijn. In het voetstuk waarop
hij staat, is de tweede regel van het Wilhelmus gegraveerd. Muziek is bij dit
beeld een heel belangrijk iets. Nickelback had hier niet bij gepast. Het
pianostuk waarnaar ik luister wel. Het geeft me een onduidelijk gevoel.
Tegenover mij wordt een terras opgeruimd. De winkels zijn dicht, de straat is
verlaten. Ik heb het gevoel dat niemand in de gaten heeft dat er een jongeman
naast een oorlogsmonument zit te schrijven. Probeer me voor te stellen hoe het
hier vroeger was. Een grote bak met water, weet ik me te herinneren. Die
geschiedenislessen zijn dus toch ergens goed voor geweest. De verkoper heeft mij
de verkeerde pen aangesmeerd. Met m’n linker duim veeg ik inktrestjes uit over
de bladzij. Nog steeds, tussen al het digitale gebeuren, draag ik een papieren
boekje bij me met een pen. Lekker ouderwets. Het heeft zo z’n charmes. Een
echtpaar loopt me voorbij. Ik krijg verbaasde blikken toegeworpen, glimlach en
knik hen toe. Ze lopen door. Nogmaals richt ik mijn blik op het monument en de
lieveheersbeestje-tegel. Het lijkt wel alsof ze waardeloos zijn geworden. In
Thailand wordt Hitler vereerd en in Egypte is de tweede president afgezet. Hoeveel
volgen er nog? Betere vraag; hoeveel Hitler-fans komen er nog bij?
Ik beantwoordde mijn vraag met slechts één woord. ‘Dit is de reden’ dacht ik bij mezelf
toen ik me afvroeg waarom zoveel mensen van de natuur houden. Zat op een bankje in Harderwijk, aan
het “strand”. Op een ander bankje, een stukje bij mij vandaan, zat een man met
gaten in zijn broek en een oude fiets. Zijn schoenen had hij uitgetrokken.
Misschien vond ‘ie dat comfortabeler. Maar daar ging het niet om. Het ging mij
om de ontspannen manier waarop hij zat en de verbaasde, op hem gerichte
ogen, strak aankeek. Ik daarentegen zat me druk te maken over hoe stom ik eruit
zou zien. Toegegeven, het is ook geen alledaags gezicht; een jongeman met een
schrijfblokje die in het niets zit te staren. De man trekt zijn schoenen aan en
stapt op zijn fiets. Als hij weggefietst is, kijk ik op naar de lucht. De zon
is al onder, maar de wolken zijn nog steeds oranje. Het wordt koud, ik begin te
rillen en mijn handschrift wordt onleesbaar. Sinds een tijdje begrijp ik
levensgenieters. ‘Dit is een van de redenen dat zij van het leven
houden,’ denk ik bij mezelf terwijl ik langzaam opsta en met een slapende
rechtervoet terug wandel.
Je schrijft mooi, blijf doorgaan!
BeantwoordenVerwijderen